Gij zijt een mens
een levend wezen dat droomt en vecht
en tot hen spreekt
die anders dan gijzelve omgang heeft
met die dromen en gevechten
Geen mens die luistert naar de woorden van een dwaas
want dat is die U bent
Doch zonder te beseffen dat men hoort noch ziet
wat U verbeeldt
verkondigt U het woord dat Gij ziet als zijnde het ware
Wie is de ware dwaas:
Hij die doolt in lege ruimtes
of hij die spreekt
zonder te spelen met de woorden van zijn naaste?
Wie is de ware wijze:
De denkende sterveling of de strijdende god?
Tot een strijd zal het komen
dan pas wordt bepaald
wat het antwoord is en wat de vragen zijn
Als die tijd daar is
verschijnt voor U het licht
dat opkomt en verdampt
U achterlatend in verwondering
en met de knagende leegte
veroorzaakt door het ontsnappen
van de laatste prooi.