Vrijwel elk telefoontje komt onverwacht maar deze ontving hij op het werk.
Het was een haperende mededeling.
Zijn collega's zagen hoe zijn gezicht betrok, hoe hij zonder groet de hoorn er weer oplegde,
langzaam opstond en naar de kantine ging voor een kop koffie en enige momenten van rust.
De anecdotes waarin zij figureerde buitelden over elkaar heen.
Hij hoorde haar stem lachend zeggen dat het wel goed was zo.
Hij zag weer voor zich hoe zij op het rand van het balkon zat
en omlaag keek zonder te zien.
Stiekem had hij gehoopt dat zij nooit de daad bij het woord zou voegen. Maar nu was het dan toch zover.
Op haar nachtkastje vond men een briefje.
De volgende dag lachten, rookten, huilden en dronken haar vrienden bij haar graf.
Haar ouders waren er niet bij.
Die avond schreef hij een gedichtje met haar in gedachten:
Als de Tijd
zo sta ik stil
bij jouw woorden en jouw graf
die ik beide met mij meedraag
op de eindeloze weg
naar nergens