Het was in de tijd dat hij nog onsterfelijk was. Niets kon of zou mis gaan.
De toekomst was een ongeschreven boek met een happy end.
Hij had een baan. Hij had een huis. En hij had haar.
Er was niets dat hier wat aan kon veranderen.
Hij opende zijn ogen, merkte dat hij op de grond lag en werd aangestaard door twee lege wodka-flessen.
Toen pas begon het hem te dagen dat het vijf jaar later was.
Hij bleek niet onsterfelijk.