In zijn hoofd had hij een collage van beelden uit zijn verleden. Zij stond op zeker de helft daarvan.
Zonder haar had zijn wereld er anders uitgezien. Eenvoudiger waarschijnlijk, minder ingewikkeld. Maar daardoor ook minder mooi.
Hij was niet geobsedeerd maar moest gewoon overmatig aan haar denken. Zoals iemand met darmproblemen vaak naar het toilet moet;
Niet dat je het graag wilt maar je kunt niet anders.
Niet dat hij denken aan haar als probleem zag want dat was het niet. Slechts één keer was hij vanwege het denken aan haar een baan kwijtgeraakt. Of was het twee keer?
Soms zag hij haar zelfs nog in het echt. Of dacht hij haar te zien.
Ze was niet veel veranderd. Nog steeds die heerlijke brede heupen, dat iets te grote wipneusje en die mond die maar één ding zei: zoen me!