Hij zag de klap aankomen en dacht dat het pijn ging doen. Hij kreeg gelijk. De omstanders bleken zijn belager te hebben verjaagd en terwijl hij langzaam overeind krabbelde dacht hij maar aan één ding. Maar toen hij bijkwam in het ziekenhuis was hij vergeten wat dat was.
Wél viel hem op dat er iets mis was met het nachtkastje: de lades zaten aan de verkeerde kant. Zo kon hij er natuurlijk nooit bij. Hij wilde zijn arm uitstrekken om het kastje goed te draaien maar merkte toen pas dat dat niet ging. Zijn arm zat vastgebonden aan de zijkant van het bed. Hij besloot te wachten op de dingen die ongetwijfeld komen gingen en nam de tijd om de kamer in zich op te nemen.
Dit was geen gewone ziekenhuiskamer. Die kennen doorgaans geen chaise longe of een open haard. Toch? Hij begon nu aan van alles te twijfelen. En wat was toch dat geluid dat hij hoorde?
Nu pas drong het tot hem door dat het de woorden waren van de man die naast hem aan het bed zat. Hoewel hij de woorden herkende ontging hem de betekenis ervan. Zijn automatisch gegeven antwoorden leken de dokter -hij nam tenminste aan dat het een dokter was- te plezieren.
Tijdens het gesprek speelde de man gedachteloos met een stukje touw. Op gegeven moment -hij sprak net over zijn nieuwe fiets- gaf hij het touwtje heimelijk aan zijn gesprekspartner. Hij zei er niets bij maar ging gewoon door met zijn verhaal.