Haar opwaaiende lentejurkje deed hem aan de zomer denken. Zij lachte breeduit terwijl zij voorbij fietste en met één hand ervoor zorgde dat voorbijgangers de kleur van haar slipje alleen maar konden raden.
Zij draaide haar hoofd naar hem, glimlachte nog wat breder, stuurde haar fiets naar de kant, stapte af en liep een stukje terug met de fiets aan de hand. Recht op hem af!
'Hé!' riep ze 'Dát is lang geleden!' Koortsachtig ging hij in zijn geheugen op zoek naar dat deel van zijn verleden dat hij met deze schoonheid deelde. Intussen zei hij: 'Goed je weer te zien. Is alles goed met je? Je ziet er goed uit!'
Tijdrekkend zocht hij naar een oplossing voor zijn precaire situatie en vond die in de vraag: 'Zit je nog steeds bij...eh...dinges...eh...kom...eh...?'
-'Nee joh, ik werk al lang bij een andere bank.'
Aha! Dus dáár kende hij haar van. Zij waren dus ooit collega's bij dezelfde bank en geen oud-klasgenoten of - God verhoede - ex-minnaars die nog maar kort geleden in elkaars armen lagen.
Nu nog op haar naam zien te komen maar gelukkig was zij hem voor: 'Sorry maar ik ben't even kwijt; wat was ook alweer je naam?'