Soms herlas hij één van de blaadjes die in zijn periode als opvoerend dichter waren samengesteld en kwam dan ook haar naam tegen. Hij zag haar dan weer voor zich, rook weer haar geur en dacht terug aan de nacht dat zijn ademhaling zich vermengde met de hare.
Toen hij haar weer zag monteerde zij haar naambordje op de deur van haar nieuwe woning: een appartement bij hem in de straat.
Vanaf nu waren zij buren.