Zij reden samen op de stoep in een tweezits driewieler. Hij was oud, een echt heertje in een pak waarin hij misschien wel de Canadese bevrijder indertijd had staan toejuichen. De handen had hij kuis in het kruis gevouwen.
Zij zat zich naast hem een ongeluk te trappen om de zeldzame fiets vooruit te bewegen. Zij was duidelijk van Surinaamse komaf, droeg een iets te strak knalgroen T-shirt en deed verwoede pogingen om een veel te grote boterham met één hand (de andere zat aan het stuur) naar binnen te werken.
De uitdrukking op zijn gezicht deed verraden dat hij zeer content was met de situatie.